Naam |
Waarde |
Ernst gebrek |
Datum uitspraak |
22 april 2011 |
Datum publicatie |
27 mei 2011 |
Soort bron |
ECLI:NL: |
Bronspecificatie |
GHSHE:2011:BQ6305 |
Soort rechtspraak |
Belastingrecht |
Soort (rechts)college |
Gerechtshof |
Locatie (rechts)college |
's-Hertogenbosch |
Kamer |
Meervoudig |
Rolnummer(s) |
09/00067 |
Middelen |
|
|
Jaren in geschil |
2006 |
Branchecode |
9609 |
Branche-omschrijving |
Overige dienstverlening n.e.g. |
Inhoud |
Belanghebbende exploiteert een beautysalon en werkt als prostituee. Naar aanleiding van een suppletieaangifte legt de inspecteur een naheffingsaanslag omzetbelasting met boete op. Nadat de rechtbank heeft beslist dat de inspecteur onvoldoende onderzoek naar de cijfers van belanghebbende had ingesteld baseert de inspecteur in hoger beroep zijn aanslag mede op een door hem opgesteld vermogensvergelijking. Belanghebbende stelt dat dit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en met de goede procesorde. Hierover oordeelt het Hof dat dit, ingevolge artikel 27j, AWR jo. artikel 8:69 Awb is toegestaan. Uit deze vermogensvergelijking blijkt een negatief privé. Het Hof trekt daaruit de conclusie dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan en keert de bewijslast om. Belanghebbende voldoet niet in de op haar rustende , verzwaarde bewijslast. Op grond van § 24a van het BBBB 1998 heeft de inspecteur een boete opgelegd. Nu de naheffingsaanslag door de inspecteur is verlaagd naar € 2.915 verklaart het Hof uit redelijkheidsoverwegingen op grond van § 24a, lid 2, eerste volzin BBBB 1998 de boete vervallen. Hoger beroep gegrond. |
Wijze van administreren |
Digitaal-Handmatig |
Wijze van controle |
Gegevensgericht |
Omkering van de bewijslast gesteld? |
Niet voldaan aan administratieplicht |
Omkering van de bewijslast uitgesproken |
Vereiste aangifte is niet gedaan |
Redelijke schatting correctie(s) |
Gedeeltelijk |
Is boete in stand gebleven? |
Nee |
Gewonnen/Verloren |
Niet aan de orde |
Branchespecifiek |
|
|
Noten/Commentaar |
NTFR 2011/1553 met commentaar mr.dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben |
Bronverwijzing |
V-N 2011/37.24.7
NTFR 2011/1553
FUTD 2011-1283 |