« Terug naar zaken Naar dossier»
Naam | Waarde | Ernst gebrek |
---|---|---|
Datum uitspraak | 25 november 2021 | |
Datum publicatie | 17 december 2021 | |
Soort bron | ECLI:NL: | |
Bronspecificatie | PHR:2021:1102 | |
Soort rechtspraak | Belastingrecht | |
Soort (rechts)college | Parket bij de Hoge Raad | |
Locatie (rechts)college | 's-Gravenhage | |
Kamer | Niet van toepassing | |
Rolnummer(s) | 21/02001 | |
Middelen |
|
|
Jaren in geschil | 2015 | |
Branchecode | 77111 | |
Branche-omschrijving | Verhuur van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s (geen operational lease) | |
Inhoud | A-G Niessen heeft conclusie genomen inzake een geschil of een aanmaning tot het doen van aangifte vereist is om de vergrijpboete van artikel 67d, lid 1, AWR op te kunnen leggen. Belanghebbende is uitgenodigd en herinnerd tot het doen van aangifte voor het jaar 2015. Op verzoek van belanghebbende heeft de Inspecteur hem uitstel verleend. Na in gebreke te zijn gebleven, is belanghebbende aangemaand tot het doen van aangifte. De Inspecteur heeft, na het uitblijven van indiening van de aangifte, aan belanghebbende een vergrijpboete op grond van artikel 67d AWR opgelegd. Naar het oordeel van de Rechtbank heeft de Inspecteur dit terecht gedaan. De Rechtbank acht bewezen dat belanghebbende, door het niet aangeven van zijn inkomsten, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat als gevolg daarvan te weinig belasting zou worden betaald, waardoor aan het opzetvereiste van artikel 67d AWR voldaan is. Naar het oordeel van het Hof kan belanghebbende echter niet worden verweten dat hij geen aangifte heeft ingediend. Het Hof oordeelt dat pas aannemelijk is dat sprake is van opzet, als belanghebbende op de juiste wijze is aangemaand. Nu de Inspecteur, naar het oordeel van het Hof, de aanmaning naar het verkeerde adres heeft verzonden, is hiervan geen sprake. De vergrijpboete mag niet worden opgelegd, aldus het Hof. De Staatssecretaris stelt in cassatie één middel voor. Het middel betoogt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat geen vergrijpboete kan worden opgelegd wegens het opzettelijk niet doen van aangifte omdat belanghebbende geen aanmaning heeft ontvangen. Het gaat naar opvatting van de Staatssecretaris te ver om voor het opleggen van een vergrijpboete, waarbij opzet als zodanig bewezen is, als voorwaarde te stellen dat na afloop van de uitsteltermijn nog een aanmaning ter kennis van belastingplichtige moet worden gebracht. Dat de lichtere verzuimboete wordt voorzien van een extra waarschuwing voor het doen van aangifte en de zwaardere vergrijpboete niet, acht de A-G ongerijmd en wringt met de waarborgen die artikel 6 EVRM verlangt. Echter, een blote gelijkschakeling tussen beide artikelen is naar de mening van de A-G niet juist. De wet spreekt in artikel 67d AWR, anders dan in artikel 67a AWR, niet van een aanmaning en er valt tevens niet anderszins uit de wet af te leiden dat artikel 9, ECLI:NL:PHR:2021:1102 21/02001 2.1 21 27-12-2021 13:42 ECLI:NL:PHR:2021:1102, Parket bij de Hoge Raad, 21/02001 https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:PHR:2021:1102&showbutton=true&keyword=21%2f02001 2/17 lid 3, AWR ook voor de vergrijpboete geldt. Ook uit de parlementaire geschiedenis van artikel 67d AWR blijkt niet dat de wetgever bedoeld heeft om een aanmaning als voorwaarde te stellen. Maar in het merendeel van de gevallen zal de inspecteur – omwille van artikel 67a AWR – eerst een aanmaning opleggen ter aansporing van het doen van aangifte, alvorens toe te komen aan de constatering dat opzettelijk geen aangifte is gedaan. Deze bestaande praktijk heeft tot gevolg dat sommige of vele belastingplichtigen – te goeder trouw – wachten met het doen van aangifte tot zij een aanmaning ontvangen. Deze groep dient te worden onderscheiden van belastingplichtigen die te kwader trouw hun aangifte niet indienen met het oogmerk te weinig belasting te betalen. In situaties van kwade trouw geldt volgens de A-G dat doel en strekking van artikel 67d AWR met zich brengen dat een aanmaning niet nodig is om de vergrijpboete op te leggen. Nu belanghebbende in onderhavige zaak zelf mededeelt zich bewust te zijn van zijn aangifteverplichting, heeft de Rechtbank ondanks het ontbreken van een aanmaning kunnen oordelen dat sprake is van opzet bij belanghebbende. Het ontbreken van een aanmaning staat in onderhavig geval niet in de weg aan het opleggen van de vergrijpboete van artikel 67d AWR. De conclusie strekt ertoe dat het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën gegrond dient te worden verklaard. | |
Wijze van administreren | Digitaal-Handmatig | |
Wijze van controle | Gegevensgericht | |
Omkering van de bewijslast gesteld? | Vereiste aangifte is niet gedaan | |
Omkering van de bewijslast uitgesproken | Niet aan de orde | |
Redelijke schatting correctie(s) | Niet aan de orde | |
Is boete in stand gebleven? | Niet aan de orde | |
Gewonnen/Verloren | Niet aan de orde | |
Bronverwijzing | FUTD 2021-3846 |