Inhoud |
Belanghebbende exploiteert in de vorm van een eenmanszaak een coffeeshop. In de coffeeshop worden onder meer softdrugs verkocht. De inspecteur heeft gesteld dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de administratieplicht als bedoeld in artikel 52 AWR. Om die reden dient, aldus de inspecteur, het beroep, gelet op artikel 27e, aanhef en onderdeel b, AWR, te worden afgewezen, tenzij belanghebbende ervan doet blijken dat en in hoeverre de bestreden uitspraak onjuist is. De inspecteur heeft zich ter onderbouwing van zijn stelling gebaseerd op de omstandigheid dat het uit belanghebbendes administratie af te leiden brutowinstpercentage (22,3%) behaald met de verkopen van softdrugs significant afwijkt van het in de branche gebruikelijke bruto winstpercentage (50%), en dat belanghebbende hiervoor geen plausibele verklaring heeft gegeven. De inspecteur heeft geen andere omstandigheden aangevoerd. Er heeft geen controle op de administratie van belanghebbende plaatsgevonden. Hof: Indien het uit de administratie af te leiden brutowinstpercentage significant afwijkt van hetgeen in de branche gebruikelijk is, vormt dit een aanwijzing dat de administratie geen betrouwbare weergave van het bedrijfsresultaat bevat. Zonder meer vormt dit gegeven echter onvoldoende basis voor het oordeel dat belanghebbende niet aan zijn administratieplicht heeft voldaan en dat op die grond een omkering van de bewijslast geboden is als bedoeld in artikel 27e, aanhef en onderdeel b, AWR. Zulks geldt te meer nu belanghebbende in het onderhavige geval een verklaring heeft gegeven voor het verschil tussen het brutowinstpercentage dat volgens de inspecteur gebruikelijk is en het uit de administratie van belanghebbende af te leiden bruto winstpercentage. Nu geen onderzoek naar de deugdelijkheid van de administratie is verricht, terwijl voorts de inspecteur heeft verklaard dat de administratie voldoende was om de omzet te kunnen vaststellen, acht het Hof hem niet geslaagd in het bewijs dat belanghebbende niet aan zijn administratieplicht heeft voldaan. Voor een omkering van de bewijslast als bedoeld in artikel 27e, aanhef en onderdeel b, AWR ziet het Hof derhalve onvoldoende grond. |